Ideologie, filosofie en politiek, een onderzoek
We dienen te beseffen dat ideologie, politiek, filosofie en de
kunsten altijd al verband met elkaar hielden en dat een (politieke) ideologie
gepaard gaat met het naar voren schuiven van ‘verwante’ filosofen,
wetenschappers, schrijvers en beroemdheden. Vervolgens wordt het
propaganda-apparaat in werking gesteld, die daar volledig op afgestemd is.
Ik schreef een tijd terug een kort stukje over Karl Popper
(1902-1994) en zijn boek: ‘The open
society and its enemies’ (1945). Karl Popper kan beschouwd worden als een
van de belangrijkste wetenschapsfilosofen van de 20e eeuw, maar hij was ook een
van de meest vooraanstaande critici van het autoritarisme. ‘Autoritarisme’
betekent volgens Wikipedia ‘een staatsvorm gebaseerd op
ondergeschiktheid tegenover de staat, waarbij er ingeperkte mogelijkheid
is om oppositie te vormen en de uitvoerende macht op
wetmatige manier te contesteren’. Kortom:
zijn werk is eigenlijk zeer actueel voor deze tijd, waarbij een kritisch
gezonde oppositie en zuivere wetenschap ver te zoeken zijn.
Ik wilde dit verder onderzoeken om ook verbanden te kunnen leggen,
wat boeiende informatie opleverde:
In
het boek van Popper gaat het voornamelijk over de politiek en de vormgeving van
de samenleving op basis van filosofische uitgangspunten en politieke
ideologieën, die daarmee verband houden. Popper bekritiseerde o.a. het
historicisme, dat belangrijk uitgangspunt vormde voor de politieke ideologieën,
die tijdens WO 1 en 2 van invloed waren. Het historicisme gaat uit van de
theorie dat de geschiedenis zich onverbiddelijk, volgens vaste wetten naar een
bepaalde eindsituatie toewerkt. Met zijn werk: "The
poverty of historicism" probeert hij de onjuistheid van
dit historicisme duidelijk te maken en beschrijft hij de ellende, die is
ontstaan als gevolg van marxistische en fascistische ideologieën van een
totalitaire staat. In het boek ‘The open society and its enemies’ wordt
het historicisme ook besproken en toegelicht. Een van de filosofen, die Karl
Popper in dit verband naar voren haalt, is Plato, die in zijn tijd blijkbaar al
een fundament legde voor de Europese ontwikkelingen van de 20e eeuw.
Plato's ideale staat wordt geleid door een zich superieur voelend
ras van machthebbers, met aan het hoofd een filosoof-koning. Deze
heersende klasse was op filosofisch vlak grondig onderlegd en diende
een jarenlange training te volgen, alvorens te mogen of kunnen
regeren. Wat me daarbij opviel was dat Plato tevens het principe van
de eugenetica beschreef en voorstelde in dienst van deze politieke
ideologie en voor het behoud van de superieure klasse. Plato schetste
tevens twee andere klassen, op basis van het aangeboren ziels-niveau,
namelijk die van de wachters en die van de werkers.
Plato’s vader was mogelijk van koninklijke afstamming en zijn
moeder zou uit een familie van oligarchen afkomstig zijn, in die tijd ‘De 30
tirannen’ genaamd. Dit was de traditionele benaming voor een groep van dertig
antidemocratische, Spartaans gezinde Atheense burgers die in 404
v.C. in Athene de macht hadden gegrepen na het einde van
de Pelopponesische Oorlog (431-404 v.C.). Deze 30 kregen de steun van
drieduizend oligarchisch gezinde, rijke medeburgers, die als enigen hun volle burgerrecht
behielden. Alle anderen verloren hun politieke rechten.
Plato (428-347 v. Chr.) liet in zijn werk ‘De Staat’
(‘Politeia’, ong. 380 voor Chr.) duidelijk zien hoe hij dacht
over de politieke ontwikkelingen in zijn tijd, waarbij de tekenen van
‘verval’ (waarbij een egalitaire en democratische samenleving
feitelijk een eindstadium zou betekenen) zichtbaar werden. Volgens
Plato was de ideale samenleving een tribale samenleving, geregeerd
door perfecte leiders en hiërarchisch opgebouwd naar rangen en
standen. Door eugenetica toe te passen kon men deze rangen en standen
beïnvloeden en het behoud van de meest intelligente 'gouden' genen
van een bepaalde klasse garanderen, die Plato als de heersende klasse
zag. Waar is dit op gebaseerd?
In Plato's ontwerp blijkt dat hij de mensen hiërarchisch
indeelt op basis van zielsdelen:
-het begerende zielsdeel
-het strevende zielsdeel
-het kennende zielsdeel
Het overheersende zielsdeel bepaalt tot welke klasse de mensen
zullen behoren: de mensen bij wie het begerende zielsdeel met verlangens,
pleziertjes en genot de overhand heeft, vormen de laagste klasse; de mensen bij
wie het strevende zielsdeel de overhand heeft, vormen de middenklasse; de
mensen bij wie het kennende zielsdeel de overhand heeft, zijn de bestuurders
van de staat en ook de filosofen. Rechtvaardigheid in de staat houdt voor Plato in dat iedereen doet waar hij/zij het meest geschikt voor is. Omdat hij ervan uitgaat dat mensen niet gelijk zijn, is zijn ideale staat geen democratie en tevens hiërarchisch opgebouwd.
Ik meen veel te herkennen van deze
theorie van Plato in de huidige politiek en technocratische ideologie
van de EU, waar Nederland slechts een van de uitvoerende organen van
lijkt te zijn en de grote massa de laagste klasse vertegenwoordigt,
zoals Plato die omschreef. Tevens wordt duidelijk dat het individu
niet langer telt, al zou je kunnen stellen dat dit al jarenlang het
geval is.
Popper gaat niet uit van een ‘ideale staat’, maar
eerder van het gegeven dat er altijd sprake is van een complexe
problematiek, waarbij ieder de verantwoordelijkheid heeft zijn/haar
bijdrage te leveren aan de (en in zijn geval een open) samenleving.
Kritisch debat en dialectiek maken hier belangrijk onderdeel van uit
teneinde een gezonde democratie vorm te geven. Het individu speelt in
Poppers filosofie dan ook een grote rol en doet er dus toe, in
tegenstelling tot de rol van het individu in de politieke ideologie
van bepaalde (geselecteerde) filosofen en wetenschappers, die pleiten
voor een totalitaire samenleving. Popper meent dat de enige manier om
in deze wereld mens te blijven met al de capaciteiten, mogelijkheden
en daarbij behorende verplichtingen, het toewerken naar 'de open
samenleving' (die hij voorstaat) betekent, waar deze capaciteiten
benut kunnen worden, maar ook vereist zijn.
Wat Popper voorstelt heeft echter consequenties voor de
betreffende individuen, omdat er immers een behoorlijk appèl op hen wordt
gedaan. Het ‘mens blijven/mens zijn’ zoals Popper dit voorstelt, vraagt
namelijk een groot gevoel van verantwoordelijkheid en bewuste inzet van burgers
ten behoeve van die samenleving. Je zou kunnen stellen, dat het een zekere transitie betreft, die
in iedere burger zou moeten plaatsvinden alsook een individuele
investering ten behoeve van de democratie, te beginnen op lokaal
niveau.
Dat de Europese bevolking al langere tijd de lasten
draagt en de hoge prijs betaalt voor een ideologie, die zij mogelijk helemaal
niet wensbaar acht, kunnen we echter als een gegeven beschouwen. Je zou dus
kunnen stellen dat de investering die nodig is om de transitie te realiseren,
die Popper voorstelt, daar wellicht tegenop weegt. De vraag is dus wat burgers,
wetenschappers, bedrijven en politici weerhoudt om eindelijk eens kritisch te
gaan (leren) denken en daarmee een stap te zetten in de richting van een
volwassen samenleving. Is het daadwerkelijk door een vertoeven in het begerende
zielsdeel, dat volgens Plato overeenkomt met de laagste klasse?
Het brengt mij iig bij de aanklacht van Kant (Immanuel Kant,
‘Beantwoording van de vraag: wat is verlichting?’) en bij de futuristen, waar
brengt dit jou??
(PS:
over de futuristen later meer)
Francisca
la Braque, Pact23, juni 2022